​

Boven op een indrukwekkende rots (340 m x 40 m) domineert het kasteel (château-fort; eigenlijk een burcht) van Bouillon de stad. Het kasteel is nauw verbonden met Godfried van Bouillon, leider van de eerste kruistocht (1096-1099).

De familie d’ Ardenne-Verdun was zich bewust van de strategische waarde van deze plek en startte de bouw in de 10de eeuw. De burcht in Bouillon was nooit een kasteel met prinselijke allure, maar een militaire versterking op de weg van Reims (via Luik) naar Aken, ter verdediging van het zuidelijke gedeelte van het Prinsbisdom Luik. De militaire functie bleef behouden tot na de Belgische Revolutie in 1830. Dit militair gegeven noopte meermaals tot grondige verbouwingen om te voldoen aan de vereisten van de wijzigende krijgsvoering en om weerstand te bieden tegen steeds krachtiger artillerie. Toch zijn veel oorspronkelijke elementen bewaard en bleef de sfeer van een middeleeuwse ridderburcht aanwezig.

Het « Hertogelijk Paleis », waarvan er nu niets meer overblijft, bestond uit een slottoren (donjon) met woonbestemming en twee bijhorende torens. Wel zijn er nog steeds, uit dat tijdperk, onderaardse gangen die nog in heel goede staat zijn.

Het kasteel zoals men het nu ziet dateert grotendeels uit de 16de eeuw, en ook uit de tijd van Vauban (1633 – 1707) die veel versterkingen aanbracht. De dominante Oostenrijkse toren stamt uit 1551.

In 1853 kreeg het versterkte kasteel een toeristische functie.